Verbinding
Gegevensverbindingen en toegangspunten
Het apparaat ondersteunt pakketgegevensverbindingen
(netwerkdienst), zoals GPRS in het GSM-netwerk.
Wanneer u het apparaat gebruikt in GSM- en UMTS-
netwerken, kunnen meer gegevensverbindingen tegelijk
actief zijn en kunnen toegangspunten een
gegevensverbinding delen. In het UMTS-netwerk blijven
gegevensverbindingen actief gedurende spraakoproepen.
U kunt ook een draadloze LAN-verbinding gebruiken. Zie
‘Draadloos LAN’ op pag. 15. In een draadloos LAN-netwerk
kan slechts één verbinding tegelijkertijd actief zijn.
Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt
nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten
definiëren, zoals:
• MMS-toegangspunt, bijvoorbeeld voor het verzenden
en ontvangen van multimediaberichten;
• Toegangspunt voor de webtoepassing voor het bekijken
van WML- of XHTML-pagina's;
• Internettoegangspunt voor het verzenden en
ontvangen van e-mail en om verbinding te maken met
internet.
Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig
hebt voor de dienst waarvan u gebruik wilt maken.
Raadpleeg uw netwerkoperator of aanbieder voor
informatie over de beschikbaarheid van diensten voor
pakketgegevensverbindingen.
Toegangspunten
U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen
in een bericht van een serviceprovider. Zie ‘Gegevens en
instellingen’ op pag. 56. Sommige of alle toegangspunten
kunnen vooraf zijn ingesteld voor uw apparaat door de
serviceprovider of netwerkoperator en het is wellicht niet
mogelijk deze instellingen te wijzigen of verwijderen of om
nieuwe instellingen toe te voegen.
geeft een beveiligd
toegangspunt aan.
geeft een toegangspunt voor pakketgegevens aan en
een toegangspunt voor een draadloos LAN-netwerk.
Tip! Als u een internettoegangspunt wilt instellen in
een draadloos LAN-netwerk, drukt u op
en kiest u
Connect.
>
Verb.beh.
>
Beschk. WLAN
>
Opties
>
Toeg.pt definiëren
.
Instrum.
113
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Als u een nieuw toegangspunt wilt maken, kiest u
Opties
>
Nieuw toegangspunt
. Als u de instellingen van een
toegangspunt wilt bewerken, kiest u
Opties
>
Bewerken
.
Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam verbinding
- Voer een beschrijvende naam in voor
de verbinding.
Drager gegevens
- Selecteer het verbindingstype.
Afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding zijn
alleen bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden in die
zijn voorzien van een rood sterretje of de aanduiding
Te
definiëren
. De overige velden hoeft u alleen in te vullen als
uw serviceprovider dat aangeeft.
Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie ondersteunen
en zo nodig activeren op de SIM-kaart.
Pakketgegevens
Volg de instructies van de serviceprovider.
Naam toegangspunt
- De naam van het toegangspunt
wordt verstrekt door de netwerkoperator of serviceprovider.
Gebruikersnaam
- De gebruikersnaam kan nodig zijn bij
het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider.
Vraag om wachtw.
- Als u bij aanmelding op de server
telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het
wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan, kiest u
Ja
.
Wachtwoord
- Een wachtwoord kan nodig zijn bij het
maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.
Verificatie
- Kies
Normaal
of
Beveiligd
.
Homepage
- Voer het webadres of het adres van de
multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het
toegangspunt dat u instelt.
Kies
Opties
>
Geavanc. instell.
om de volgende
instellingen te wijzigen:
Netwerktype
- Selecteer het gewenste
internetprotocoltype:
IPv4-instellingen
of
IPv6-
instellingen
. De andere instellingen zijn afhankelijk van
het geselecteerde netwerktype.
IP-adres telefoon
(alleen voor IPv4) - Voer het IP-adres
van het apparaat in.
DNS-adres
- Voer in
Primaire naamserver:
het IP-adres
van de primaire DNS-server in. Voer in
Secund.
naamserver:
het IP-adres van de secundaire DNS-server
in. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
Proxy-serveradres
- Definieer het adres van de
proxyserver.
Proxy-poortnummer
- Voer het poortnummer van de
proxyserver in.
Instrum.
114
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Draadloos LAN
Volg de instructies van de serviceprovider.
WLAN-netwerknaam
- Kies
Handmatig opgeven
of
Netw.namen zken
. Als u een bestaand netwerk selecteert,
worden de instellingen voor
WLAN-netwerkmodus
en
WLAN-beveil.modus
bepaald door de instellingen van
het bijbehorende toegangspunt.
Netwerkstatus
- Geef aan of de naam van het netwerk
moet worden weergegeven.
WLAN-netwerkmodus
- Kies
Ad-hoc
als u een ad-hoc
netwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks gegevens
moeten kunnen verzenden en ontvangen. Een draadloos
LAN-toegangspunt is niet nodig.
WLAN-beveil.modus
- Selecteer de gebruikte codering:
WEP
,
802.1x
(niet voor ad-hoc netwerken) of
WPA/
WPA2
(niet voor ad-hoc netwerken). Als u
Open netwerk
kiest, wordt geen codering gebruikt. De coderingstypen
WEP, 802.1x en WPA kunnen alleen worden gebruikt als
deze door het netwerk worden ondersteund.
WLAN-beveil.instell.
- Voer de instellingen in voor de
geselecteerde beveiligingsmodus:
Beveiligingsinstellingen voor
WEP
:
WEP-sleutel in gebr.
- Selecteer het WEP-
sleutelnummer. U kunt maximaal vier WEP-sleutels
maken. Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd op
het toegangspunt voor het draadloze LAN-netwerk.
Verificatietype
- Kies
Open
of
Gedeeld
voor het
verificatietype tussen uw apparaat en het toegangspunt
voor het draadloze LAN-netwerk.
Instell. WEP-sleutel
- Voer een waarde in voor
WEP-
codering
(lengte van de sleutel),
Indeling WEP-sleutel
(
ASCII
of
Hexadecimaal
) en
WEP-sleutel
(de WEP-
sleutelgegevens in de geselecteerde indeling).
Beveiligingsinstellingen voor
802.1x
en
WPA/WPA2
:
WPA-modus
- Selecteer de verificatiemethode:
EAP
als u
een EAP-plug-in (Extensible Authentication Protocol) wilt
gebruiken, of
Vooraf ged. sleutel
als u een wachtwoord
wilt gebruiken. Leg de gewenste instellingen vast:
Instell. EAP-plug-in
(alleen voor
EAP
) - Volg de
instructies van de serviceprovider voor de instellingen.
Vooraf ged. sleutel
(alleen voor
Vooraf ged. sleutel
) -
Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord moet
worden ingevoerd op het toegangspunt voor het draadloze
LAN-netwerk.
TKIP-codering
(alleen voor
WPA/WPA2
) - Geef aan of
TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) moet worden
gebruikt.
Homepage
- Hiermee definieert u een homepage.
Instrum.
115
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Kies
Opties
>
Geavanc. instell.
en maak een keuze uit de
volgende opties:
IPv4-instellingen
:
IP-adres telefoon
(het IP-adres van
het apparaat),
Subnetmasker
(het IP-adres van het
subnet),
Standaardgateway
(de gateway) en
DNS-adres
-
voer de IP-adressen in van de primaire en secundaire DNS-
server. Neem voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
IPv6-instellingen
>
DNS-adres
- Kies
Automatisch
,
Standaard
, of
Door gebr. gedef.
.
Ad-hoc kanaal
(alleen voor
Ad-hoc
) - Als u handmatig
een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren, kiest u
Dr gebr.
gedefinieerd
.
Proxy-serveradres
- Definieer het adres van de
proxyserver.
Proxy-poortnummer
- Voer het poortnummer van de
proxyserver in.
Packet-gegevens
De instellingen voor pakketgegevens gelden voor alle
toegangspunten waarvoor een pakketgegevensverbinding
wordt gebruikt.
Packet-ggvnsverb.
- Als u
Autom. bij signaal
selecteert
en u zich bevindt in een netwerk dat pakketgegevens
ondersteunt, wordt het apparaat automatisch aangemeld
bij het pakketgegevensnetwerk. Het starten van een
actieve pakketgegevensverbinding verloopt sneller,
bijvoorbeeld voor het verzenden en ontvangen van e-mail.
Als er geen dekking is voor een pakketgegevensverbinding,
wordt regelmatig geprobeerd deze verbinding tot stand te
brengen. Als u
Wanneer nodig
selecteert, wordt een
pakketgegevensverbinding alleen gebruikt als u een
toepassing of bewerking start waarvoor dit type
verbinding nodig is.
Toegangspunt
- U moet de naam van het toegangspunt
invullen als u het apparaat wilt gebruiken als
pakketgegevensmodem voor de computer.
Wireless LAN
Beschikbrhd tonen
- Geef aan of
moet worden
weergegeven wanneer er een draadloos LAN beschikbaar
is.
Zoeken nr netwerken
- Als u
Beschikbrhd tonen
instelt
op
Ja
, moet u aangeven hoe vaak moet worden gezocht
naar beschikbare draadloze LAN-netwerken en hoe vaak
de indicator moet worden bijgewerkt.
Kies
Opties
>
Geavan. instellingen
als u geavanceerde
instellingen wilt bekijken. Het wordt niet aanbevolen
geavanceerde instellingen voor het draadloze LAN-
netwerk te wijzigen.
Instrum.
116
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Configuraties
U ontvangt mogelijk vertrouwensinstellingen voor de
server van de netwerkoperator of serviceprovider in een
configuratiebericht. De instellingen kunnen ook zijn
opgeslagen op de SIM- of USIM-kaart. U kunt deze
instellingen opslaan op het apparaat en de instellingen
bekijken of verwijderen in
Configuraties
.
SIP-instellingen
De SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) zijn nodig
voor bepaalde netwerkdiensten die SIP gebruiken, zoals bij
het delen van videobeelden. U kunt de instellingen
ontvangen in een SMS-bericht van uw netwerkoperator of
serviceprovider. U kunt deze instellingsprofielen bekijken,
verwijderen of maken in
SIP-instellingen
.